…werkhanden…
Als kind was ik, buiten mijn eigen “projecten”, vaak te vinden bij grote graaf en (woning)bouwwerken… voor spijkers en schroeven zoeken kreeg ik dan ’n kwartje van de bouwvakkers.
Bij projecten met transportleidingen, kroop ik door grote buizen om ze van zand en vuil te ontdoen wat enkele dubbeltjes van de grondwerkers opleverde waarmee ik me rijk voelde.
In hun schaftkeet hapte ik, tussen de sigarettenrook, maar wat graag ’n stuk brood met kaas naar binnen en de grove vuile handen die het me aanreikten vond ik alleen maar stoer. Jaloers was ik er zelfs op en ik wist: zulke handen wil ik later ook hebben. Werkhanden wilde ik hebben, en dat is me gelukt. Mijn handen konden werken, niets liever dan dat en alles gedaan wat ze ook wilde kunnen.
Feitelijk kunnen ze dat qua aansturing nog wel, maar de benodigde motorische vaardigheden van het lijf waar ze nu deel van uitmaken, laten het door mijn ziekte aardig afweten. Ik kan bedenken wat ik wil en middels m’n één vingersysteem op de pc tot een waarheidsgetrouw ontwerp maken inclusief zelfs ’n werktekening, maar wat vroeger dan ook direct door mij gerealiseerd werd blijft nu liggen tot er ’n maatje of “klussenier” zin en tijd heeft om de klus te klaren.
Veelal ’s nachts kan ik niet wachten op uur U, waarop ik de voorgenomen klus zelf kan gaan doen, maar al snel na de eerste pasjes richting gereedschap begint de moed te veranderen in wanhoop om kort daarna als lood in mijn schoenen te verdwijnen. Mijn gewaggel zit immers vol pijn en valgevaar en wordt al snel begeleid door kutterwaals gegorgel van opgelopen frustraties.
Verdrietig flikker ik de materialen maar weer van me af en ga haast stomend op m’n hoepelstoel afwachten tot ik het leven weer leuk begin te vinden. Met mijn ongewassen werkhanden inmiddels maar weer een homp brood met kaas gepakt, want vreten doet vergeten.
Moe van niks en murw van in-gekropte emotie maak ik een lachwekkende transfer naar m’n dagslaper, alwaar mijn veestapel me met poten, lebbers en knuffels terug brengt naar het hier en nu…
Hond Misha loopt zoals gebruikelijk door de kamer met een pakje in haar bek. In dit geval ’n klem die op het buitenhek gemonteerd moet worden. Oké, ik snap de hint en ik hoepel me weer naar de gereedschap basistas om positie te kiezen bij het doel hek. Niet moeilijk, wel makkelijk begin ik aan deze feitelijk simpele klus. Bijna klaar stuit mijn handzaag op de resten van een oude schroef… @!&#kt^$%*(@) Toen bleek dat de buren me niet hoorden werd ik weer helder en bedacht heel professioneel dat een ijzerzaagje hulp moest brengen; Opgelost! En het hek doet, kort voor het opkomen van ’n nieuw boiling point, wat de opdracht was… pfff.
Moe maar voldaan op de dagslaper, gestrekt tussen de warmte van ons vee… dromend dat ik samen met wat hulptroepen weer wat andere klussen realiseer….
…door doen dus…
Maar waarom dan toch? Nou ik heb m’n hele leven graag en met verve van alles gedaan. Echter ik ontdek nu toch een soort dwang. Niet een dwangneurose zoals je zou denken maar een schuldgevoel naar mijn lief. Die werkt en zorgt en helpt zich, 24/7, drie slagen in de rondte om ons leven, ons bedrijf én zichzelf overeind te houden. Die moet nu heel veel dingen doen die ik vroeger voor haar en ons deed. Bijna onverteerbaar maar ik kan het niet meer en daarom doet zij het. Dat doet pijn en heeft bij mij een soort extra willen of beter gezegd moeten opgeleverd.
Al doe ik het graag, maar ben inmiddels een fossiel met een beperking. Maar ja ik heb iets aan m’n hersens dus dan gaan dingen soms wel anders. Er is nog wel ’n reden maar dat gaat pas in als ik niet meer besta.