…wat ’n scheetje…

… is de al snel gehoorde kreet tijdens een baby- of puppyshower. En als zo’n wezentje toevallig een scheet laat, zijn in de showroom de infantiele reacties op die stinkende prestatie, niet van de lucht.

Wat groter gegroeid wordt het schatje dan nog wel scheet genoemd maar niet lang daarna wordt er op scheet heel wat minder liefjes gereageerd. Dan worden de prille poepiedoepies al ras viezerikken genoemd en de windstreken, vieze vuile stinkstreken.

En terwijl dieren ongegeneerd blijven foempen en stinken, kan het voor mensen maar zo een problematische aandrang worden. Er is niks natuurlijker dan er een laten, maar die vrijheid heb je hooguit als je alleen in bad zit of bij een stel vrienden die bulderend en om het hardst gaan lopen petomanen.

In groepsverband of met iemand naast je, heb je echt een groot probleem. Ben je nog wel in staat het geluid te onderdrukken, dan ontkomt je directe omgeving niet aan de stank. Probeer je uit alle macht de op handen zijnde knaller geheel te elimineren dan wordt je probleem nog veel groter.

Het lijkt alsof ik nu zo graag een poep en pies onderwerp zit uit te diepen, maar het ligt echt een stuk genuanceerder… Want ik schrijf dit vanwege een nog veel gekker probleem, waar ik vaker tegen aan loop en ik nog nooit over heb durven praten.

Als ervaringsdeskundig restverschijnsel, loop ik al lang rond met de effecten die ik hier zelf van ondervind, want als er iemand tijdens ’n dergelijke performance in de buurt is krijg ik een rode kop en schaam ik me kapot. “Viezerik, hee ga je lekker, kun je ook iets met je oren?” Zijn dan de verwijten die er op me af komen. Alsof zij er nooit een laten vliegen…

Gezien mijn algehele wrakkigheid ben ik met regelmaat bij de fysiotherapie. Daar wordt een half uur per week geknutseld aan m’n bewegingsapparaat door ’n doorgaans niet al te lelijk poppetje, of ander soort gender. En dan is mijn probleem het grootst. Zo ook als mijn mantelschatje me door de wasstraat haalt.

Bij een stukje lopen of andere oefeningen komt het geregeld voor dat ik op het punt sta een windstreek uit te halen, maar dat wil ik met alle geweld voorkomen. Met als gevolg dat ik de meest vreemde, krampachtige fratsen begin uit te halen om maar niet los te gaan… Ik weet dat zoiets er dan gek uit ziet, ik zie en weet dat de peut dan denkt “wat doet die ouwe vreemd” en ik weet tegelijk dat mijn oefening totaal mislukt en zinloos wordt, onder teleurstellend commentaar van dat paramedicinaaltje.

Na een hierdoor wat vreemd verlopen looptest bij de St. Maartenfabriek wil ik er steeds over praten met een behandelaar, maar ik durf niet. Alles wordt nog erger als het niet meer kan tegenhouden en want dan krijg ik de schijt van stompzinnige opmerkingen door toehoorders.

Soms ondersteun ik trainingsbijeenkomsten als ’n vlees geworden Lotusslachtoffer, en ik zal daar bij de volgende praktijktraining eens vertellen welk restverschijnsel ik probeer te onderdrukken.

…ik vind dit echt moeilijk… dus of dat er van gaat komen…

Maar misschien wordt er in hun opleiding wel geleerd hoe ze hiermee om moeten gaan….