…onvoltooid verleden tijd…

Het gaat om een persoonlijke en bizarre periode, zo midden jaren zeventig… Ze mogen van mij, en waren ook zowat, uitgegumd, maar ze maken nou eenmaal deel uit van mijn leven dus ze bestaan.  

Mezelf totaal verliezend in heel veel drank en grenzeloze losbandigheid maakte ik er in die tijd een potje van. Werk, huwelijk en persoonlijke verzorging gingen ten onder aan treinladingen drank en ontvluchten van verantwoordelijkheden.

Wellicht vertroebeld door drank maakte ongeremde lusten mijn losbandigheid haast tot ‘n dwangneurose… Niet belangrijk met wie en hoe vaak, maar wel dát en zoveel mogelijk: drinken en dat andere.

Me manifesterend in een wereld waarin gelijkgestemden zo met elkaar zopen en rotzooiden was het gemeengoed “normaal”. Schades, verdriet en persoonlijke verloedering maakten uiteindelijk het leven tot een ware hel waarin ziektes, ongemak, eenzaamheid en wanhoop de boventoon voerden.

Dan op een ochtend, het beeld en de emotie staan me nog heel goed voor ogen… wakker wordend met zwaar bonzende hoofdpijn en een fles sterke drank aan de lippen… Een helder moment? Een signaal uit het universum? Een per ongeluk grammetje bezinning?

Geen idee wat precies maar op dat moment gooide ik in een golf van paniek de fles kapot tegen de muur en ik wist: nu is het genoeg, zo kan het niet meer en zo wil ik niet meer.

Een verwaarloosd contact met een maatschappelijk werker probeerde ik ijlings te herstellen en in no time zat ik kotsend, jankend maar vooral smekend op zijn kantoor. Bij voldoende overtuiging en werkelijke bereidheid mijn drank probleem op te lossen, kon ik naar een kliniek voor opname intake.

Ja, ik wilde niets liever en kon twee weken later terecht. Straalbezopen, want ik kon het nog niet laten, kwam ik daar op de ziekenzaal terecht en begon het misselijke gevecht mijn verslaving te overwinnen.

Wilskracht en heel veel therapieën begonnen hun vruchten af te werpen, en drank werd ingeruild voor geluk en soortgelijk waardevols, en na negen maanden stapte ik herboren mijn nieuwe wereld in.

Daar leef ik nog in… 40-45 jaar ouder, vele gradaties wijzer. Dit was dan deel 1,  uit lang vervlogen tijd. Ineens is er dan nog een deel 2, uit diezelfde lang vervlogen tijd.

Een heel verhaal wat begint met een man aan de telefoon… onzeker, voorzichtig, zoeken naar woorden en toon.

“Of ik ben wie ik ben”?
“Ja dat ben ik”.
“Eh, mijn moeder zegt dat u mijn vader bent”.

Nou, ik weet even niet wie je bent en wat je bedoeld… Maar er is nog iemand met mijn naam, vraag die maar. Ik weet echt niet waar het over gaat. (ik wist het echt niet (meer).

Na echter dit besproken te hebben met mijn lief, begint er eigenlijk toch wel iets te dagen… Vaag en traag komt er in mijn herinnering een episode naar boven van 40-45 jaar geleden en ik bel hem terug.

Na nog eens alle namen, wetenswaardigheden en tijdspanne door te nemen realiseerde ik me dat ik hier toch wel meer van moet weten. Langzaam begint me te dagen dat het misschien wel eens helemaal echt zo zou kunnen zijn. Echter door diverse onduidelijkheden en twijfels moet dat eerst nog maar eens echt blijken.

Ja, ik weet weer dat het speelde, maar dat ik nou precies de vader zou kunnen zijn, is nog maar zeer de vraag, gezien het eerder genoemde losbandige groepsproces. Als resultaat van onbezonnen en liefdeloos vozen zonder ook maar enige vorm van relatie kun je iemand aanwijzen als zijnde “het is van jou” maar vervolgens er ook nooit meer iets over horen, maakt dat wel twijfelachting.

Om lang toch maar kort te maken: inmiddels hebben we elkaar ontmoet en openhartig gesproken. Een integere, beschaafde jongeman, aandoenlijk op zoek naar “wie is mijn vader”. We spraken af het eerst maar eens te laten bezinken en een plekje te geven.

Er is nu een foto gemaakt van mij met, misschien wel… mijn zoon uit dat bizarre, vertroebelde, zieke verleden. Ineens krijgt ‘n stukje verleden ‘n heel andere toekomst.

DNA onbekend… tot het bekend wordt zitten m’n emoties nog vast…