…zelfreflectie…
De wanhoop nabij sta ik versteld dat je me verrot staat te schelden, waar bovendien ook nog anderen bij zitten. Je kijkt me niet eens meer aan terwijl je een blik verwijten en tekortkomingen over me heen giet.
Een grote vette nul ben ik en het is wel genoeg zo. Flikker maar op het is over en voor wat het bedrijf betreft, heb je de stekker er ook alvast maar uitgetrokken…
Ik ga weg en mag, maar kan ook geen hond meenemen. In een klap alles voorbij en mij rest maar een ding… Was allemaal ook te verwachten want wat hebben we toch nog? En wat houdt onze relatie feitelijk nog meer in dan dat je voor mij moet zorgen? Lust is last en/of fantasie geworden, houden van een verplichtende gewoonte en er is meer hoop dan leven.
Jaren knokken voor betere tijden strandt nu in einde verhaal en rot maar op. Ja jij redt je wel. Je hebt ’n lekker lijf, je bent slim en dan ben je al een heel eind.
Het doet misselijkmakende pijn dat dit moment is aangebroken, maar ik kan het ook wel begrijpen. Mijn energieke kracht en passie van weleer is verworden tot iets dat nog wel leeft maar verder alle kwaliteiten zo’n beetje mist. Zuchtend ondergaan wat ik door jou moet laten doen, kreunend bij het kleine beetje beweging wat ik zelf nog in gang kan zetten.
Het fenomeen tegenspoed maakt in optima forma de dienst uit en inderdaad daar heb je je toe verplicht bij het JA woord. Na dit verhaal krabben alle toekomstige JA-knikkers zich na het realiseren van deze belofte vast nog stevig achter het oor, want dat dit woord ook nog eens vlees zou kunnen worden is buiten de waard rekenen.
Uit mijn voegen barstend en naar adem happend zet ik me rechtop in bed en vraag je waarom je zo hard heb zitten schreeuwen…. Je reageert amper omdat je niet eens wakker bent en ik verdwijn vertwijfeld in navelstaren om te achterhalen wat zich nou in werkelijkheid of fictie heeft afgespeeld tijdens mijn fantasy trip.
Nog steeds van plan in pyjama op mijn driewieler te stappen om te verdwijnen, doet toenemende misselijkheid me duidelijk maken dat er meer, of eigenlijk veel minder aan de hand is, en slechts een stevige droom mij de spiegel der zelfreflectie voorhield.
Dan kom ik er achter dat ik alleen zelf zo min over m’n eigenste ik denk. Mijn eigenwaarde op nul zettend en het oeverloze gevecht nog iets te verbeteren aan mijn restverschijnsel, doet me ter plekke de moed in de schoenen zakken en boos zijn op deze geestelijke waanzin. Maar met begrip voor mijn dilemma is me ook duidelijk dat ik nog regelmatig blij kan zijn en van nut ben in mijn aardse bestaan.
Na deze harde landing een paar oude maar troostend warme handen die weer even duidelijk maken dat we er nog voor elkaar zijn en weer verder gaan met ons bestaan… Ondersteund met ’n lekker bakkie ebt de paniekaanval weer weg en is “ons geluk weer heel gewoon”.
Wauw, ’n mens maakt wat mee…