…nog zoiets…
Eenmaal iets vervelends in je hersens en je gaat je verdere leven als “restverschijnsel” over de wereld. Als ik mijn habitat tenminste het predicaat “wereld” mag geven.
Nou jammer dan. Hoerend en snoerend tot je 100ste is ook vermoeiend hoor. Maar in mijn geval, de laatste 22 jaar niet een keer gescheiden, realiseer ik me dat ik, door de ontstane situatie, niet de enige restverschijnselaar ben…
Inderdaad, mijn schatje, mijn collega, mijn mantelzorgeresje, m’n takkenwijf en mijn dappere lieverd, gaat sinds mijn gedaante verwisseling ook door het leven als restverschijnselientje.
Dus ook zij leidt een dubbel leven en kan ff lekker alles zelf doen voor het huishouden, ons bedrijf, de honden, opdraven bij alarm, mij kleden, voeden en soms van het asfalt rapen. Daartussendoor laat ze zich naast de ADL (en dus ook HDL), vol zelfrespect mooi blijven door kapper, nageldinges en goedkope maar mooie kleertjes.
Jazeker… en dat allemaal ondanks haar vernielde armspieren omdat ze kort na mijn 1e 112 rit naar hotel de “Witte Jas”, zelf ongelooflijk op haar plaat ging door een onzer honden die wel erg lomp in de weg liep bij alle verwarring. Nog wat longproblemen omdat roken vroeger normaal was maken haar nog dapperder, om zonder gezever van haar dagbesteding te genieten.
Maar dat heeft allemaal ook weer een extra restverschijnsel voor mij als zielige ouwe knoeperd. Namelijk, ik zit me meerdere malen per dag te verbijten dat ik niet of nauwelijks iets voor haar kan doen. Ze doet veel van wat ik vroeger allemaal deed ook de “typisch mannelijke” dingen (ja stil maar hoor ik weet het, pfff.) Zoveel wil ik (en kan ik in m’n hoofd) nog doen haar te helpen… maar helaas. Ik compenseer dat wel door altijd lief voor haar te zijn, dus ik ben altijd erg lief, zelfs als ik slaap.
Toch doet het pijn. Het blijft gewoon onacceptabel dat het niet anders is, maar het is nou eenmaal zo… Al geeft het ons huidige dagelijks leven wel een extra verdrietig tintje.
Door mijn gezucht en frustratie hierover onder stoelen en banken vandaan te halen, maak ik het voor haar nog ’n Newtonnetje zwaarder. Niet leuk en ik hou me zoveel mogelijk in maar eerst kon ik alles en nu bijna niets meer, terwijl mijn denk denkt van wel en mijn wil ook wel wilt.
Ze redt ons samen wel… ja, vooral “ze”.